Leegte, desolaatheid en duisternis op het smalle randje van Europa

03 oktober, 14:30

Met veel mooie plaatjes liet Meindert Schroor, portefeuillehouder cultuurhistorie van de Waddenacademie, in zijn presentatie zien wat de landschappelijke waarden van het Waddengebied zijn. “Want het gaat ook om het gevoel erbij.”

Die landschappelijke waarden, het vierde selectiecriterium voor natuurlijk werelderfgoed van Unesco, zijn niet meegenomen bij de aanvraag van de status voor de Waddenzee. Toch zijn volgens bijvoorbeeld de Tweede Kamer in een debat eerder dit jaar rust, stilte, openheid en duisternis belangrijke landschappelijke kernwaarden van het gebied.

Ook in de Agenda voor het Waddengebied 2050, in het voorjaar van 2021 door vele partijen in het Waddengebied ondertekend, zijn deze kernwaarden opgenomen. De vraag is nu of, en hoe, ze een plek krijgen in het nieuwe Integraal Beleidskader Natuur Waddenzee.

“Het Waddengebied is maar een smal randje van het Europese continent”, begon Schroor zijn verhaal. “Dat wordt te weinig gerealiseerd.” Maar als het aan hem ligt, hoort de hele strook klei en veen daarachter er ook bij, tot waar de zandgronden beginnen. In Friesland ligt bijvoorbeeld Garyp, bij het viaduct over de Wâldwei, precies op die grens. Schroor beschouwt de Waddenzee, het Waddenland en de Waddeneilanden dan ook als één samenhangend landschap. “Leeuwarden is een echte Waddenstad, de Nieuwestad is een voormalige kwelderslenk van de oude Middelsee.”

Desolaatheid
Wat in dit landschap als eerste opvalt, aldus Schroor, is de lage horizon. “Waar je ook bent, je kunt altijd heel ver kijken.” Ook de desolaatheid, bijvoorbeeld in de haven van Noordpolderzijl, de leegte (dunbevolkt) en de duisternis ‘s nachts behoren volgens hem tot de belangrijkste kwaliteiten.

“Het grootste gevaar voor een land met heel veel ruimte en een laagopgeleide bevolking is niet de klimaatverandering, maar het zijn personen met een hoge opleiding en een dikke beurs die de problemen proberen op te lossen”, stelde de sociaalgeograaf, die vervolgens nog een hele reeks kenmerken de revue liet passeren. Het spectaculaire duinlandschap bijvoorbeeld, de windschering (‘Waddenpassaat’), de pleistocene ‘ophangpunten’ van de kustlijn (zoals Wieringen), terpen en wierden, zeedijken en binnendijken, historische steden, akkerbouw langs de kust, traditionele waddennijverheid (bakstenen en dakpannen), zoete en zoute wateren (en de interactie daartussen), trekvaarten en trekwegen, kustdefensie, landbouw en landaanwinning.

Bedreigingen
Bedreigingen voor dit waddenlandschap zijn er ook. Schroor noemde “de enorm toegenomen ruimteconsumptie” door bijvoorbeeld woningbouw, horizon- en milieuvervuilende activiteiten als industriehavens en -terreinen (Delfzijl-Oterdum) en windmolens in bijvoorbeeld de Eemshaven en Harlingen. Dat laatste gebeurt weliswaar “vanuit ecologische overwegingen, maar met een verwoestende werking voor het landschap”, zo meent hij.

Ook de permanente verblijfsrecreatie op de eilanden – “de verrommeling van de binnenduinrand op Texel” -, de schaalvergroting in de landbouw, nieuwe infrastructuur, zonneparken, wijken met kunstmatig gegraven wateren (bijvoorbeeld de Leeuwarder wijk Camminghaburen) en verbossing doen het waddenlandschap volgens Schroor geen goed. “We zullen door moeten polderen met het landschap”, concludeerde hij. “Maar wel met een bepaald doel voor ogen.”

Download de bij deze presentatie behorende slideshow